Jezus en het brood
Jezus werd tijdens een van zijn vele reizen vergezeld door een man met een wilde, rode haardos. De man wilde weten hoe Jezus leefde, wat hij deed en met wie hij sprak. Ze liepen samen verder. Toen ze bij een rivier kwamen, zetten zij zich voor een maaltijd. Ze hadden drie broden bij zich en Jezus en zijn nieuwe reisgenoot aten elk een brood. Jezus liep naar de rivier, dronk een handjevol water, en keerde terug naar de man. Het derde stuk brood was verdwenen. Jezus vroeg de man waar het was, ook al wist hij het antwoord wel. Toch zei de man met het wilde haar dat hij het niet wist. Ze liepen verder.
Enige tijd later zagen ze een hert, gevolgd door twee kalfjes. Jezus stak zijn hand uit naar een van de kalfjes, die vervolgens gehoorzaam naar hem toe liep. Hij doodde het kalfje, braadde het in een vuurtje en beiden aten het op. Toen fluisterde Jezus enkele woorden en zei tegen de restanten van het kalfje: “Leef!” De restanten verzamelden zich weer tot een volmaakt kalfje. Jezus richtte zich tot de man en vroeg: “In de naam van de Ene, die jou getuige liet zijn van dit wonder! Wie nam het brood?” De man antwoordde wederom dat hij dat niet wist. Ze liepen verder.
Enige tijd later bereikten ze een groot meer. Jezus nam de hand van zijn reisgenoot en leidde hem over het water. Toen zij de overkant van het meer bereikten, vroeg Jezus: “In de naam van de Ene, die jou getuige liet zijn van dit wonder! Wie nam het brood?” De man zei opnieuw dat hij het niet wist.
Universele verhalen
Dit verhaal over Jezus en zijn reisgenoot, ik zal straks het einde verklappen, werd tijdens mijn jeugd vaak verteld. De ene keer wat uitgebreider dan de andere, en soms werden de locaties ook opnieuw ingekleurd. Kinderen zaten met open mond te luisteren naar de avonturen van Jezus, spannend verteld door opa, oma, en natuurlijk de imam. Volwassenen gebruikten de verhalen om na te denken over hun eigen ervaringen in het leven.
Het thema van de man op reis, die onderweg allerlei bijzondere dingen meemaakt en ontmoetingen met archetypes heeft, is universeel. Mohammed was op reis. Mozes was op reis. Alle profeten waren op de een of andere manier op reis. De verhalen over hun reizen eindigen in morele en ethische beschouwingen. In de islamitische traditie ligt er veel nadruk op de verhouding tussen het huidige leven en het hiernamaals, zoals uit het verhaal over Jezus en zijn reisgenoot zal blijken. Laten we dit verhaal vervolgen.
Jezus en het goud
Toen Jezus en zijn reisgenoot aankwamen bij de rand van de woestijn, rustten zij. Jezus verzamelde een hoeveelheid zand en stof in zijn handen en zei: “Wees goud!” Het zand en stof werden goud, verleidelijk fonkelend in het zonlicht. Jezus verdeelde het goud in drie porties en zei: “Een derde is voor mij, een derde voor jou, en een derde is voor degene die het stuk brood nam.” De man biechtte nu eindelijk zijn daad op. Jezus glimlachte en gaf al het goud weg. Hij zei: “Dit alles is van jou, neem het, maar nu scheiden zich onze wegen.”
Jezus liep verder richting het oosten en de man met het wilde, rode haar liep richting het westen, dwars door de woestijn. In de woestijn kwam hij twee andere mannen tegen. Ze wilden hem beroven om zijn goud! Maar de reisgenoot van Jezus had een les geleerd: hij stelde voor om het goud te verdelen – voor elke man één deel. Toen ze met hun drieën bij een gehucht kwamen, stelde hij voor om met een beetje goud voedsel te kopen. Zo kon hij ongezien gif in het voedsel doen, opdat hij de goudporties van de anderen kon vergaren.
Hij meldde zich met vergiftigd voedsel weer bij de anderen, niet wetende dat zij onderling hadden besloten om hem te doden. De man met het wilde, rode haar stierf met het goud nog in zijn handen. Toen de overige twee zich aan de maaltijd zetten, raakten zij vergiftigd. Zo bleef de rijkdom in de woestijn, met drie dode mannen ernaast. Jezus verhaalde hierover aan zijn discipelen: “Dit nu is de wereld. Zij verleidt mensen. Wees dus behoedzaam voor haar gif.”