Galblaas
Mijn galblaas werd in de zomer van 2014 verwijderd. Tegenwoordig een relatief simpele ingreep, maar ik moest voor de zekerheid een nachtje logeren in het ziekenhuis. In het bed naast die van mij lag een bijzonder oude man. Hij had ouderdomsvlekken over zijn hele gezicht, hals en armen. Zijn haar was wit en zijn ademhaling schuurde. Ik schatte hem ver in de tachtig, zo niet ouder. Hij observeerde mij aandachtig terwijl ik mijn spullen uitpakte.
– “En? Heeft u er zin in?” grapte hij.
– “Jazeker,” zei ik, “ik laat me straks graag in de watten leggen door de zusters!”
Hij heette Binjamin en het spreken kostte hem duidelijk moeite. Ik vond dat hij bijzonder droevige ogen had. Ogen, die waarschijnlijk te veel ellende hebben gezien tijdens het leven. We raakten aan de praat.
– “Bent u geopereerd?” vroeg ik.
– “Nee, alleen een klein kwaaltje. Ach, dat hoort er op mijn leeftijd gewoon bij,” zei hij rustig.
Oorlog
Ik klom met mijn ziekenhuisoverall op bed en vroeg geïntrigeerd naar waar zijn wieg gestaan heeft. Binjamin uit Almelo verloor op twaalfjarige leeftijd, als enig kind, zijn ouders. Daarna is hij bij veel mensen thuis geweest, met wisselend succes. Hij overleefde de oorlog. Als volwassene vloog hij de hele wereld over, maar uiteindelijk landde hij toch weer in zijn geboortestreek. Binjamin trouwde niet en wilde ook geen kinderen.
Kinderen zouden hem alleen maar opzadelen met gevoelens van zorg, angst en pijn. Na het vroege verlies van zijn ouders had hij nog maar één wens: met hen herenigd worden. Binjamin verlangde vurig naar de schaterlach van zijn vader en naar de heerlijke geur van zijn moeder. Echte vrienden had hij niet meer.
– “Ik heb iedereen in ouderdom verslagen,” merkte hij droogjes op. “Uiteindelijk heb ik in mijn leven nooit echt iemand liefgehad. Mijn moeder zei namelijk dat ik maar één keer in mijn leven ‘ik houd van je’ tegen iemand mocht zeggen. Dat moest een heel speciaal persoon zijn. Na haar dood bewaarde ik die woorden voor mijn ouders alleen. Maar ze drukken inmiddels hevig op mijn borst, begrijpt u?”
Ik knikte. Ik vertelde dat mijn vader op 56-jarige leeftijd overleed en dat er geen enkele dag voorbij gaat zonder dat ik hem wil vertellen hoezeer ik hem mis.
Geloof
– “Maar u heeft troost gevonden in uw geloof.” Binjamin zweeg even om te zien of zijn aanname dat ik moslim was klopte. Ik glimlachte.
– “Ja. Op de een of andere manier was de Koran een troost. Opeens kregen woorden een andere betekenis. Ik kan het niet verklaren.”
Binjamin keek naar het plafond. Ik nam aan dat hij ook gelovig was. Op dat moment kwamen twee zusters binnen. Operatietijd. Toen ik mijn ogen een paar uur later weer opende was Binjamin weg. Op het kastje naast mijn bed lagen een beker water, twee pilletjes en een gevouwen briefje. Van Binjamin. Mijn mond was kurkdroog en mijn buik deed pijn. Ik drukte op het rode knopje. De zuster legde de pilletjes op mijn tong en ik nam met onvaste handen een paar slokken water. Ze vertelde dat mijn operatie goed was verlopen en dat ik morgenochtend alweer naar huis mocht. Ik vroeg haar naar Binjamin.
– “O, die zit weer thuis. Hij is hersteld van zijn longontsteking, maar hij zal niet lang meer leven,” zei ze, zonder enige emotie.
– “Is hij terminaal ziek?”
– “Hij heeft gekozen voor euthanasie. Tja, hoort bij het leven, toch?”
Toen de zuster eindelijk weg was, las ik geconcentreerd de brief van Binjamin. Deze passage liet mij niet los.
Ik heb in mijn leven altijd één zekerheid gehad: dat er na dit leven een volgend leven is. Maar ik weet het niet meer zeker. Ik weet ook niet meer zeker of ik mijn ouders zal zien. Hopelijk denkt u aan mij in uw gebeden. Ik dank u met hart en ziel.
Bij elk bezoek aan het ziekenhuis denk ik aan kleine Binjamin, die hoog in de hemel met zijn vader schaterlacht en liefdevol over zijn bol wordt geaaid door zijn heerlijk ruikende moeder. Soms, na een gebed, stel ik mijzelf ook de vraag: hoe zeker ben ík eigenlijk nog van het hiernamaals?