Schaakvirus
Ik raakte in die periode bevangen door het schaakvirus. Ik oefende dag en nacht. Mijn broers vonden het spelletje maar niks omdat ze nooit van me wonnen. Vanwege gebrek aan serieuze tegenstand besloot ik een schaakcomputer te kopen. Een prachtig stukje techniek. Menig uur was ik verwikkeld in een titanenstrijd met mijn digitale tegenstander. Toen ik op een zomerdag buiten zat met de schaakcomputer op schoot, liep buurman Frans langs. “Hee, kun jij schaken?” Hij nodigde mij uit voor een partij bij hem thuis. Moeder was ongerust omdat zij de buren niet echt kende. Vader vond het daarentegen een prima idee.
De volgende dag belde ik bij de buren aan, een beetje nerveus, want ik wist niet hoe ik me moest gedragen. “Dag jongeman!” riep Frans lachend toen hij de deur opende. Hij dirigeerde mij naar binnen en had al een schaakbord klaar staan. Een prachtig houten exemplaar. Sierlijke schaakstukken. Ik zat ongemakkelijk op de zachte bank en groette zijn vrouw. Ze zat te breien en knikte lichtjes. Oké, dacht ik, ik mag hier alleen de man aanspreken – net als bij mij thuis!
Frans bood mij een glaasje cola en een koekje aan. Ook ik moest mijn vingers tellen toen de deksel snel weer op de trommel werd gedaan. Dat vond ik bijzonder, want als wij bezoek kregen werd bijkans de hele koelkast op tafel geserveerd. Het is dat we geen levende schapen hielden, anders werd er vast en zeker eentje geslacht ter ere van de gasten. Veel later begreep ik pas dat het te maken heeft met het voorkomen van schimmels.
Vingers
We zetten ons aan de eerste krachtmeting. Ik won nipt. Frans won de tweede partij, omdat hij afweek van mijn ingestudeerde zetten. Toen kuchte de buurvrouw lichtjes en dat was blijkbaar voor Frans het signaal om mij vriendelijk te verzoeken naar huis te gaan. Wat raar! Bij mij thuis bepaalden de gasten zelf wel wanneer ze huiswaarts keerden. Toen ik mijn vader vertelde over het koekje, het kuchje en de rolverdeling bij de buren, moest hij heel hartelijk lachen. Hij zei: “Hoeveel vingers aan jouw rechterhand zijn gelijk?” Geen een natuurlijk. “En hoeveel vingers aan jouw linkerhand?” Ook geen. “Leg je handen eens op elkaar,” zei mijn vader. “Nu past het, zie je?”
Frans en ik, zestig jaar verschil, werden vrienden. We schaakten wat af en spraken over van alles. Ik kreeg een uniek inkijkje in zijn leven en in de naoorlogse Nederlandse cultuur. Wat is Nederland nu anders. Zijn echtgenote heette Annie. Ze wilde alles over ons weten. Over ons geloof, over Turkije, over onze cultuur. Annie was nieuwsgierig, maar ook terughoudend.
Een kuchje
Ik besloot Frans en Annie bij mij thuis uit te nodigen. Mijn vader was blij met hun komst. De hele koelkast werd op tafel geserveerd, er kon geen schaaltje meer bij. Vader was een joviale spreker en kon goed schaterlachen. Frans kwam slechts mondjesmaat aan het woord, maar vond het allemaal mooi. Ondertussen was ik druk bezig om tussen Annie en mijn moeder te tolken. Bij het afscheid kreeg Annie twee ferme schouderkloppen van mijn vader en Frans kreeg twee zoenen. Ik lachte mij rot van binnen. We werden eindelijk echte buren.
Toen we later weer de schaakdegens kruisten, zei Frans: “Jouw ouders zijn gastvrij.” Ik knikte en zei dat hij en zijn vrouw dat ook waren. “Ja, maar wij zijn toch anders. Wij kijken wat meer de kat uit de boom.” Ik vertelde hem over de vingers van zijn linker- en zijn rechterhand. Frans glimlachte en complimenteerde mij met mijn vroege wijsheid. En Annie? Die breide elk jaar heerlijke warme sokken voor me. Toch kuchte ze mij, ondanks onze vriendschap, telkens weer keurig het huis uit.