Hersenen
Onze hersenen bevatten speciale structuren die ervoor zorgen dat wij onder ‘gepaste’ omstandigheden woedend worden. Het zijn structuren die langs mechanismen van evolutie in het brein van vele diersoorten zijn ingebouwd. Zo bezien is het vermogen om kwaad te worden, of om aan te vallen, niet bijzonder. Wat ons echter speciaal maakt is het vermogen om te associëren. Het maakt ons intelligent. Op de een of andere manier kunnen onze hersenen zoveel geheugeninformatie opslaan, dat ze zelfs kunnen fantaseren en redeneren.
Dankzij dit vermogen zijn we ook in staat om te haten. We kunnen vroegere krenkingen en frustraties buitengewoon levendig in ons bewustzijn terugroepen – alsof we ze net hebben meegemaakt. En bij elke heractivering van deze geheugensporen wordt opnieuw woede gewekt. Alsof het geheugen de woede chronisch maakt. Die chronische woede noemen we haat.
Terreur
De terreuraanslagen in Europa, met Parijs het meest vers in het geheugen, onderschrijft dit proces. Dankzij de repetitie van aanslagen worden de eerder genoemde speciale structuren in onze hersenen steeds weer opnieuw geactiveerd. Veel mensen maken zo de onvermijdelijk lijkende stap van woede naar haat. Dankzij een cocktail van politiek en media worden we vervolgens gevoed met woorden die de haat vorm en smoel geven, zoals ‘de islam’ of ‘de vluchteling’. De laatste stap is om vanuit die haat vervolgens anderen aan te vallen, zowel in woord als in daad. Want hoe vaak kunnen we, na weer een aanslag op onze dierbaren, nuchter blijven denken?
Dit proces wordt in het boek Het Hart van de Duisternis door Jan de Laender vakkundig omschreven. Hij deed onderzoek naar wat daders en slachtoffers tijdens en voorafgaand aan WOII bewoog om de meest verschrikkelijke gruweldaden te plegen. De vraag wat gewone mensen ertoe aanzet om wreed te zijn is relevant, want ons proces van woede (en aanval) zien we weerspiegeld in de manier waarop mensen uit andere delen van de wereld naar óns kijken.
Vluchteling
Toen ik recent een gevluchte Syrische vader en zijn negenjarige zoon sprak herkende ik de parallellen. De onafgebroken reeks bombardementen, de versplinterde families, het verlies van bezittingen, het gevoel van onveiligheid, kortom, een reeks aan gebeurtenissen en emoties zat opgeslagen in het geheugen van vader en kind. De vader was op een gegeven moment voorbij het stadium van woedend zijn. Inmiddels haatte hij ‘het Westen’. Hij haatte onze politici, die besloten om nog meer bommen te laten neerdalen. Hij haatte ook zichzelf, omdat hij elke keer machteloos was en niet meer wist wat hij moest doen. Op een bepaald punt was hij zover, dat hij in staat was om zelf tot moorden over te gaan.
Was deze man een geboren radicaal of radicaliseerde hij door structuren waaruit hij niet kon ontsnappen? Nu leeft deze man vredig in Nederland, maar hij moest daarvoor eerst sterven. Hij vertelde over hoe hij in Syrië de innerlijke dood stierf. Op de bodem van zijn leven was er alleen nog maar diepe pijn. Pas na de acceptatie van die pijn kon hij weer nadenken.
Pijn
Laender schrijft hierover: “Wij hebben de plicht om onszelf te begrijpen. Wij zijn de enige diersoort die daartoe in staat is. Wij alleen kunnen van op deze planeet naar het heelal kijken en weten: ik ben uit de nacht gekomen en ik keer daar voor altijd naar terug. Wij alleen kunnen morele vragen stellen en onze ontoereikendheid erkennen. Dit soort weten doet pijn. Maar we voelen die pijn omdat we mensen zijn. Zij is van ons, alleen van ons, even echt en oud als ons vermogen om te spreken of te wenen. Wie die pijn aanvaardt, ontleent daaraan een bijzondere waardigheid. Ze is onze énige waardigheid.”
Ik geloof ook in deze waarheid. Deze tijd vraagt namelijk om de acceptatie van pijn en de moraliteit van deze pijn. Bij onszelf en bij de ander. Want alleen na het zien en erkennen van elkaars pijn vinden we opnieuw onze waardigheid. Het is wat ons mens maakt. Doen we dat niet, dan rest ons niets anders dan haat.