Arbeidsomstandigheden
Mijn vader is alweer veertien jaar geleden overleden. De arts vertelde dat hartaanvallen ‘gewoon’ kunnen voorkomen bij jonge ouderen. Mijn vader was slechts 56 jaar oud, sterk als een os en altijd goed gemutst. Van enige stress of fysiek ongemak was niet echt sprake, evalueerden wij als familie. Later bedachten we dat we al die jaren misschien niet alert genoeg zijn geweest. Hij werkte namelijk in een fabriek waar plastic werd verwerkt tot allerlei consumentenartikelen. Het verwerken van dat plastic gebeurde door speciale machines en bij zeer hoge temperaturen. Tijdens het persen kwamen er grote walmen stof en water vrij, die zich dan frank en vrij in die machineruimtes verspreidden.
Vader vertelde nooit over deze arbeidsomstandigheden en wij waren te jong om ernaar te vragen. Maar hij rook wel altijd naar plastic wanneer hij thuiskwam. Mijn vader is waarschijnlijk overleden aan het jarenlang inhaleren van fijnstof, maar we kunnen het niet meer bewijzen. Zo eindigde hoogstwaarschijnlijk het leven van een van vele anonieme gastarbeiders.
Inburgering
Het woord gastarbeider is in de context van de jaren zestig en zeventig goed gevonden. Mijn vader dacht namelijk zelf ook dat hij tijdelijk in Nederland zou werken. Maar hij ging, net als vele anderen, niet meer weg. Hij zei altijd: “Nederland is een gastvrij land.” Hij bedoelde: er werd naar hem omgekeken. Was hij ziek, dan hoefde hij niet gelijk een gezonde koe te verkopen om de rekening te betalen, zoals in Turkije het geval was. Hier had je een ziekenfonds, uitkeringen, rechten. De Nederlandse overheid vroeg alleen maar dat hij hard werkte om de industrie weer een handje op weg te helpen, samen met talloze andere gastarbeiders uit Turkije (en Marokko).
De Nederlandse overheid was echter niet geïnteresseerd in zijn talenten, in zijn filosofische overwegingen of in zijn visie op werk, zorg en onderwijs. Nee, hij werd geworven om zijn spierkracht en om zijn uithoudingsvermogen. Ook in de jaren zeventig had je een inburgeringstoets, zoals nu, maar de opzet van die toets was een andere. Mijn vader werd namelijk niet gevraagd naar mensenrechten en Willem van Oranje. Zijn ‘inburgeringstoets’ bestond uit de vraag: maak van twee losse stukken touw zo snel als mogelijk een dubbele knoop. Nu bond mijn vader in Turkije mening ezel en geit aan een boom, omdat hij op het platteland werkte, dus reken maar dat er binnen no-time een stevige dubbele knoop werd gelegd. Hij slaagde met vlag en wimpel en kreeg een stempel in zijn paspoort: geschikt.
Parallelle structuren
Het duurde meer dan tien jaar voordat hij, en wij als familie, in de gaten hadden dat onze toekomst toch echt in Nederland zou liggen. Puur omdat de blik op leven en maatschappij een andere was. Ikzelf werd als het ware met tien jaar achterstand de samenleving in geslingerd, omdat ik altijd als een Turk in Nederland leefde en niet als een burger van dit land met toevalligerwijs een andere achtergrond. Weer vele jaren later ontdekte ik iets van de christelijke wortels van Nederland. En daarna pas iets over de normen en waarden.
Een klein deel van de gastarbeiders lukte het om, ondanks deze achterstand, een belangrijke positie in de samenleving te krijgen. Maar zeer veel gastarbeiders lukte dat niet. Eerste generatie gastarbeiders zijn in de regel laaggeschoold en dragen daarom vooral hun cultuur met zich mee als kompas in hun leven. Inmiddels zijn we toe aan de derde generatie kinderen van die gastarbeiders. We schijnen inmiddels te leven in een samenleving met parallelle structuren. Een samenleving die op afstand wordt bestuurd door Ankara. Dat alles laat dan zien dat de integratie mislukt is. Dan worden er werkloosheidscijfers, criminaliteitscijfers en vele andere cijfers bijgehaald ter onderbouwing.
Of de cijfers wel of niet kloppen doet er niet toe. Uiteindelijk zeggen ze niet zoveel. Achter het cijfer blijft namelijk een verhaal verscholen. We moeten altijd op zoek naar dat verhaal, zodat ook kille cijfers tot leven komen.