Geloven is nooit af
Ik hoorde een filosofe op televisie zeggen: “Ik ben geen gelovige, want geloven is nooit af.” Het was een bijzinnetje in een gesprek van tien minuten, maar het zette me aan het denken. Als mensen expliciet naar mijn geloof vragen, zeg ik dat ik moslim ben. Maar wat zeg ik nu eigenlijk? Bij het woordje ‘moslim’ bedenk ik vanzelf overtuigingen, rituelen en dogma’s. Wanneer ik een christen, jood, hindoe of boeddhist zou moeten omschrijven, maak ik ook allemaal setjes van overtuigingen, rituelen en dogma’s. Dat is helemaal niet erg, de mens denkt nu eenmaal zo.
Wat we echter nooit kunnen stellen is dat het geloof ‘af’ is, zoals de filosofe van de televisie terecht stelde. De geschiedenis bewijst namelijk het tegendeel. Ons persoonlijk leven bewijst het tegendeel, al naar gelang het spirituele pad dat onze ziel over de jaren heen heeft bewandeld. Geloof is een rugzakje, een reisgenoot door het leven. We pikken onderweg wat dingen op, en laten bij elke tussenbestemming weer wat dingen achter.
Spiegel der waarheid
Toch zie ik dat steeds meer mensen dat rugzakje niet meer willen aanvullen met nieuwe ideeën, nieuwe ervaringen en nieuwe inzichten. Dat rugzakje bestaat namelijk uit een heel zorgvuldig samengesteld geheel van persoonlijke ervaringen en bijbehorende waarheden, vaak ondersteund door passages uit heilige boeken. Dat ga je toch niet zomaar belasten met ‘moderne’ en ‘nieuwe’ ideeën? En waarom zou je onderweg bewezen waarheden van ouder, voorganger, leermeester, en alle groten uit jouw traditie aanvullen of vervangen met eigen denkbeelden? Daarmee gooi je iets heel waardevols weg, hoor ik dan. Het is inderdaad niet eenvoudig, omdat met elk nieuw inzicht een oud inzicht sneuvelt. En dat schuurt. Het is zeer moeilijk, juist dankzij die eeuwenoude traditie van waarheden, om je eigen weg te kiezen in het overvolle religieuze en spirituele landschap.
Gelijktijdig moeten we erkennen dat zo’n rugzakje niet zelden de functie heeft om ons een ‘zeker’ gevoel te geven. Het is vertrouwd, overzichtelijk, een warme jas, en daarmee aangenaam. Nieuwe ontwikkelingen en nieuwe ideeën, die ons beeld van God en van de wereld, dus van onszelf, kritisch becommentariëren, houden we liefst ver van ons af. We kijken niet zo graag in die o zo confronterende spiegel aan de spirituele wand. Dan denk ik aan de volgende uitspraak: “Toen de Spiegel der Waarheid uit de hemel viel en in duizend scherven uiteenspatte, haastten de mensen zich om een scherf te bemachtigen. Ieder die er een had bemachtigd, riep triomfantelijk: “Ík heb de Spiegel der Waarheid!”
Wie is God?
Zo is het. Hoe kunnen we eigenlijk weten wie God is? We hebben woorden die ons helpen God te omschrijven, geen woorden die Hem daadwerkelijk beschrijven. We hebben gevoelens, en ratio, die helpen het goddelijke in de schepping te zoeken, maar we hebben geen wetenschappelijk geaccepteerd bewijs voor Zijn bestaan. We lezen boeken, heilige boeken. We bezoeken plaatsen, heilige plaatsen. We ontmoeten mensen, heilige mensen. Allemaal wijzen ze naar iets dat veel groter is dan wijzelf. Mogen we dat grotere dan ‘God’ noemen? Zou God onze twijfel aanvaarden of zou Hij teleurgesteld in ons zijn?
Zou Hij zeggen: “Ik schenk jullie zoveel! De profeten, de boeken, de wonderen. Ik zegen jullie met kinderen, versier de hemel met de mooiste sterren en geef jullie te drinken uit de zuiverste rivieren, en dan nog twijfelen jullie aan Mij?” Of zou God zeggen: “Goed zo! Eindelijk zijn jullie aan het twijfelen. Wanneer de mens twijfelt, glimlach Ik.”
In de Koran staat het volgende vers: “Zelfs al waren de bomen die er op de aarde zijn pennen en al werd de zee (als inkt gebruikt en) daarna nog eens met zeven zeeën aangevuld, dan waren Gods woorden nog niet uitgeput.” Ons geloof kán dus nooit af zijn, zoals de filosofe van de televisie suggereerde. Daarom moeten we elkaars heilige bronnen lezen en elkaars traditie kennen. In elkaars gelaat en elkaars taal vangen wij daarmee vanzelf een glimp op van God.